De Orkneys, die eilandengroep ten noorden van Schotland. Ik wou er zo graag naartoe, maar het weer wou maar niet meewerken. Niet via het westen en Cape Wrath, dan maar proberen via het Caledonisch Kanaal, de oostkust en Duncansby Head. Met een kakelverse bemanning.
In Inverness was Silke aan boord gekomen, na een reis van bijna 48 uur van de Iles de Glenan aan de Bretoense zuidkust. En de vierde Jan, Jan Christiaanssen, recht van de Senta en het Wad. Met allemaal veel zin om de Orkneys te zien.
Dus vertrekken we van Inverness naar Wick, zeventig mijl verderop en de laatste mogelijke tussenstop naar de Orkneys. Zowat 12 uur varen, een stukje zeilen, maar dan valt de wind weg en gaat het op motor verder. De tuimelaars die de baai van Inverness bevolken laten zich jammer genoeg alleen op een afstand zien. In Wick kijken we nog een keer goed naar het weerbericht, en dan volgt de koude douche. Naar de Orkneys zal nog wel gaan, maar dan krijgen we een paar dagen met veel wind en daarna draait de wind naar het zuiden, met een zeer onzekere weersituatie, die in alle richtingen kan kantelen. Net wat we niet nodig hebben, want we moeten Silke op tijd in de bewoonde wereld kunnen afzetten zodat ze haar trein terug naar Belgie kan halen.
Tijd voor plan B dus, of plannen B. Jan en ik gaan toch naar de Orkneys, maar dan met de ferry. Silke gaat terug naar de Glenans, waar ze nog een weekje kan werken. Het is meteen een afscheid voor vier a vijf maanden, want voor ik terug thuis zal zijn, vertrekt zij alweer naar de Verenigde Staten voor een semester.
Jan en ik huren een autootje en rijden naar de noordkust, waar we de ferry nemen naar de Orkneys. Alweer een totaal andere archipel dan wat ik tot nog toe gezien heb. Heuvelachtige, glooiende eilanden, vrij schaars bevolkt, met veel natuur, veel prehistorie en flink wat geschiedenis uit de twee wereldoorlogen.
We komen er aan via Scapa Flow, een beschut water tussen een aantal eilanden.
Maar ook een groot schepenkerkhof. Op het einde van de eerste wereldoorlog was hier namelijk een grote Duitse vloot bijeengebracht als oorlogsbuit voor de Britten. Maar de Duitse bevelhebber wou die schande niet op zijn naam, en gaf bevel de schepen te laten zinken. Hallucinant, en tot vandaag een soort paradijs voor duikers. In de tweede wereldoorlog lag hier dan weer een grote Britse vloot verzameld en slaagde een Duitse onderzeeƫr erin de baai binnen te dringen en een groot Brits slagschip tot zinken te brengen. Daarop besloot Churchill dat een aantal doorgangen tussen de eilandjes gedicht moesten worden, en hij schakelde daarvoor Italiaanse krijgsgevangenen in.
Bij aankomst zien we daar nauwelijks iets van, want er is dichte mist. De volgende ochtend is die gelukkig opgetrokken, en we maken een rondrit, onderbroken door wandelingen op mooie plekken die we onderweg tegenkomen. Daar is overigens geen gebrek aan, want buiten het hoofdstadje Kirkwall zijner allen wat verspreide gehuchtjes, en verder vooral landbouw en natuur. Zo maken we een prachtige wandeling langs de klippen aan de westkust, die zo’n 100 meter hoog zijn , loodrecht in zee vallen en bevolkt zijn door zeevogels. Het is een speciaal gevoel op zo’n richel te staan en 100 meter onder je de golven te zien schuimen.
Vandaag zaterdag hebben we een ferry genomen naar Eday, een centraal gelegen eilandje in de noordelijke Orkneys. Er zijn zo’n 140 zielen ingeschreven, waarvan er een tachtigtal permanent op het eiland wonen. Er valt helemaal niets te beleven, je kunt er alleen wandelen, en dat is precies wat we doen, wandelen, over de hele lengte van het eiland, en weer terug.
In het piepkleine haventje maken we een praatje met een man die er met zijn zeiljacht tegen de steiger ligt. Hij vaart solo en blijkt gisteren met zijn zeiljacht op een klip gevaren te zijn. Gelukkig niets ernstigs, hij is er door een motorboot weer afgesleept, zonder schade. Maar de man zijn zelfvertrouwen heeft een flinke klap gekregen en hij ziet het duidelijk allemaal even niet zitten. We proberen hem de broodnodige morele steun te geven.
Op de ferry naar Eday hebben we trouwens gemerkt dat varen in de
Otkneys geen sinecure is. Tussen de eilanden staat heel wat stroming en vormen zich altijd gebieden van hevige turbulentie, waar de ferry zorgvuldig rond probeert te maneuvreren. Waar hij er toch door moet, voel je meteen dat het schip gaat slingeren en stampen.
Op zondagochtend zijn we nog even gaan kijken naar de westelijke ingang van Scapa Flow, tussen Mainland en het eiland Hoy. De stroming stond naar buiten, de wind daar schuin tegenin, zo’n vier a vijf beaufort, en dat leverde toch al flinke staande golven en brekers op, vanop de wal bekeken toch wel zo’n twee meter hoog. We hebben er een jacht door naar buiten zien gaan, en dat leek nog allemaal goed te gaan, maar het moet wel spannend zijn.
Op de terugweg naar de ferry passeerden we weer over de Churchill Barriers, in de tweede wereldoorlog aangelegd door Italiaanse krijgsgevangenen om Scapa Flow minder toegankelijk te maken voor onderzeeĆ«rs. Die Italianen waren krijgsgevangen gemaakt in Noord-Afrika, tijdens de tankveldslagen in de woestijn. Van de woestijn naar de Orkneys, van een contrast gesproken. Om toch wat menselijkheid en waardigheid in hun bestaan te houden, hebben ze een paar van die half cilindervormige hutten omgebouwd tot theaterzaal en kapel. De kapel staat er nog, een merkwaardig bouwsel, dat helemaal beschilderd is in trompe l’oueil.
En dan terug naar het vasteland met de ferry, die zorgvuldig probeert de gebieden met de stroomrafelingen en de staande golven te vermijden.
Conclusie, we zijn heel blij dat we de Orkneys bezocht hebben en een gevoel gekregen hebben van hoe die eilanden zijn. Jammer dat we het niet met onze eigen boot hebben gedaan, maar we zijn er wel van overtuigd geraakt dat dit een vaargebied is dat je met veel respect moet bekijken, en waar je vooral de tijd moet hebben om het juiste moment te kiezen.