We hebben er twee dagen binnenwateren opzitten, alweer iets totaal anders dan we gewoon geworden waren. Geen kale rotsen meer, niet meer de verlatenheid van de westkust. Ook niet binnenwateren zoals we die kennen van bij ons of Nederland. Je vaart tenslotte wel nog tussen de bergen door. De eerste dag hebben we permanent zicht op Ben Nevis, de hoogste berg op de Britse eilanden.
Het kanaal is op verschillende plaatsen niet onderaan in het dal aangelegd, maar tegen de helling, zodat je uitkijkt over lager gelegen huizen en bomen.
Na de eerste kilometer komen we meteen al aan het merkwaardigste deel van het kanaal: Neptune’s Staircase.
Acht sluizen die achter elkaar geschakeld zijn, de bovenste deur van de ene sluis is meteen ook de onderste deur van de volgende. Per sluis ga je zo’n 2,5 meter omhoog. Een mooi stukje industriele archeologie, het werkt al sinds 1822, en eigenlijk is sindsdien alleen het mechanisme van de sluisdeuren gemoderniseerd. Om helemaal in de sfeer te blijven, passeert dan ook nog eens de stoomtrein uit Harry Potter. We zijn een tweetal uur in de weer met de Staircase en worden permanent gefotografeerd, want dit staat in alle toeristische folders en gidsen.
Behalve de activiteit bij de sluizen, is zo’n dag op het kanaal de rust zelve. Lezen en vooral zorgen dat je niet verbrandt, want de zon schijnt en het is behoorlijk warm. De weinige wind die er is, staat recht achter en een poging om te zeilen op Loch Lochy, levert weinig meer op dan 3 knopen voortgang, dus dat schiet niet op.
We halen nog net Fort Augustus voor de sluis- en brugwachters om zes uur naar huis gaan. Aan de steiger kunnen we genieten van de luchtacrobatie van drie soorten zwaluwen. Ze wonen onder de steiger en in de oever en vliegen voortdurend rond om insecten te vangen. Af en toe komen ze even uitrusten op de landvasten, soms zitten er wel vier op dezelfde lijn en eentje komt zelfs op onze reling zitten terwijl we in de kuip aan het eten zijn. Boten passen blijkbaar zonder probleem in de beestjes hun biotoop.
Volgende ochtend in Fort Augustus opnieuw zo’n sluizentrap, deze keer naar beneden, naar Loch Ness. Dertig kilometer lang, geen twee kilometer breed en tot tweehonderd meter diep, het is een merkwaardige plas water.
Niet opvallend mooi, er zijn aan de westkust tientallen lochs die veel mooier en indrukwekkender zijn, vind ik. Maar ja, er ligt een belangrijke verbindingsweg van west naar oost naast, er passeren dus veel toeristen, er staat een goedgelegen ruine en er is de mythe van het monster.
Wij hebben er weinig last van gehad, het weer was nochtans onheilspellend genoeg, met lage wolken die het zicht soms tot minder dan een kilometer beperkten en flinke regenbuien. Een beetje wind ook, maar wel pal op kop en de hele lengte van Loch Ness opkruisen laten we maar over aan fanatiekere bemanningen (niet dat we er zulke gezien hebben). Een goede kant aan de regen: Joke en Jan dachten al dat de zon en warmte van de afgelopen dagen de gewone Schotse zomer was, nu geloven ze dat er ook een andere kant aan die zomer is.
Na een laatste sluizentrap in Muirtown zijn we wel aan de rand van Inverness geraakt, maar de laatste sluizen van het kanaal zijn voor vrijdag.
Opvallend veel grote Scandinavische boten gezien hier: Noren, Zweden, Balten ook. Noorwegen ligt op drie dagen varen van de oostkust, dat is niet zo heel ver. We zijn het kanaal doorgevaren in het gezelschap van een Franse boot die naar Noorwegen gaat. Ze komen van Bretagne, zijn via de Scilly eilanden naar de Ierse zee gevaren en dan recht het Caledonisch kanaal in. Voor hen is dat waarschijnlijk een stuk korter en aantrekkelijker dan via het Kanaal en de Noordzee. Ze willen naar Bergen en willen daar de boot op de kant zetten om volgend seizoen dan verder naar het noorden te varen. Een fijn plan.