Na dagen op de meest afgelegen plekken, was het tijd om nog even de bewoning op te zoeken, al was het maar om de voorraden weer wat aan te vullen. Naar Tobermory dus, niet meteen een metropool, maar ze hebben er een redelijk supermarktje en een warme bakker. Bovendien is het gewoon een zeer mooi haventje, voor Tru het mooiste haventje dat ze ooit gezien heeft, en wie ben ik om haar tegen te spreken. Het was zaterdagavond, en dus live muziek in de bar van het Mishnish hotel en veel sfeer onder het jonge en niet meer zo jonge volk dat de pub vult.
Op zondag, met een niet al te slecht weerbericht, beslissen we naar Coll te gaan, een langgerekt eiland ten westen van Mull. Scherp aan de wind halen we onze bestemming net in een keer, heerlijk en snel zeilen. Onderweg zien we water opspatten, zo’n mijl van ons tussen de kust van Coll en de boot. Tru kijkt met de verrekijker en het blijkt een walvis te zijn die recht uit het water omhoog springt en weer terugvalt. We hebben hem een drietal keer gezien, jammer genoeg te ver voor een bruikbare foto.
Coll is een zo goed als kaal eiland, er groeit geen boom. Bij de baai waar de ferry aanmeert staat een rij arbeidershuisjes van rond 1800 die mooi onderhouden zijn.
Daarnaast valt het op dat er flink wat nieuwe huizen gebouwd worden, en nog vrij grote ook. Er wordt dus blijkbaar nog wel geïnvesteerd op zo’n verafgelegen en geïsoleerd eiland, hoewel we nauwelijks activiteit zien. Er is het hotel, een winkeltje annex benzinestation annex postkantoor annex art gallery en een restaurantje annex biowinkeltje. Waar de andere mensen hier van leven, is niet op het eerste gezicht duidelijk. Waarmee je dan jonge gezinnen aantrekt om naar zo’n eiland te trekken, is maar de vraag, maar het gebeurt blijkbaar wel, dat hebben we ook al op de andere eilanden gemerkt.
‘s Avonds begint het stevig te regenen en zakken de wolken tot op het water. Het zicht vermindert tot 50 meter, de wereld wordt heel klein.
De volgende ochtend is er iets meer zicht, maar toch niet meer dan een kleine kilometer, en we passen onze plannen aan. We dachten eerst via Staffa naar Iona te gaan, bij de zuidwestelijke punt van Mull, maar dat is niet meer bezeild en met zo weinig zicht ook niet zo aantrekkelijk. Dus gaan we Loch Sunart verkennen, een loch dat zeker 15 mijl het land insnijdt. Sunart is prachtig van natuur, en we hebben het geluk dat als we er aankomen de wolken net genoeg optrekken om er toch een idee van te krijgen. Bergachtig, en bebost, deels met aangeplante dennenbossen, maar voor een deel ook nog het oorspronkelijke eikenbos van deze streek. Het is moeilijk te geloven, als je nu de grotendeels kale Highlands ziet, dat de hele streek vroeger volledig bebost was. Allemaal in de loop der tijden gekapt en kaalgeslagen.
We leggen aan tegen een splinternieuw steigertje in Salen. De eigenaars zijn ook nog nieuw in de streek, ze zijn drie jaar geleden uit Yorkshire naar hier verhuisd. Een flinke overgang: ze hadden een goed draaiende winkel, maar dat leven werd hun te zwaar en toen hebben ze hier in dit godvergeten oord een huisje gekocht, hun drie kinderen opgepakt en zich in dit onzekere avontuur gestort. Wat toen ze het kochten een dode boel was, een piertje en enkele moorings, hebben ze op drie jaar tijd weten uit te bouwen: een nieuwe steiger gelegd speciaal voor jachten, die behoorlijk wat succes heeft, extra moorings gelegd.
Niet dat ze daarvan alleen al kunnen leven, ze moeten er nog wat boekhoudingen bij doen, wat extra werk als schrijnwerker als dat er is… Maar ze hebben de rust die ze zochten. De kinderen zijn iets minder enthousiast, je zal hier in dit afgelegen oord maar een puber zijn…
En dan wordt het stilaan tijd om richting Oban te gaan, want Tru moet daar vrijdag richting Edinburgh vertrekken. We maken nog een stop in Loch Aline, een klein loch aan de Sound of Mull. Hier zijn we midden in de festiviteiten terecht gekomen, ze vieren hier vandaag de opening van hun haventje. Ook hier hebben ze dus een steigertje aangelegd, met flink wat Europese subsidies.
Het valt wel op dat er op heel wat plekken geïnvesteerd wordt om zeilers aan te trekken, en het blijkt ook te werken. De puristen onder de zeilers zullen het wel jammer vinden, al die faciliteiten, maar er blijft voldoende wildernis en eenzaamheid over, maak je vooral geen zorgen. Je kunt hier een heel leven rondvaren zonder twee keer op dezelfde plek te moeten ankeren.