We laten Kvitsøy achter ons en wenden de steven nu definitief naar het zuiden. Ik heb sinds een paar dagen gezelschap gekregen van Jan en Jim. Jan is architect en schipper van de Senta, Jim is een jeugdvriend van Jan en een ervaren wedstrijdzeiler. Voor wie de reeks ‘Rond de Noordzee’ van Arnout Houben gezien heeft, de Senta is de platbodem waarmee ze de Waddenzee hebben bezeild.  

Met een vriendelijk bakstagwindje lopen we langs een deel van de Noorse kust dat in de pilots omschreven wordt als onherbergzaam en bij slecht weer gevaarlijk. Daar merken we dus niets van, wel dat het een lagere kust is en visueel dus een stuk minder aantrekkelijk.

Egersund wordt onze laatste Noorse haven. Het ligt beschut achter het eiland Eigerøya, en we kiezen de wat langere maar mooiere route langs de noordkant van het eiland. Die opent zich pas op het laatste moment tussen een wirwar van rotsen en dan worden we binnengeleid langs een hele reeks bakens.

De haven van Egersund wordt bewaakt door een nimf. Er ligt een flink aantal jachten die allemaal op doortocht zijn: Noren meestal naar het zuiden, de meeste buitenlanders zijn nog op weg naar het noorden.

Van Egersund steken we over naar Denemarken, we willen nog Thyborøn aanlopen, een vissershaven aan de monding van de Limfjord. De Noorse kust blijft nog een groot deel van de dag duidelijk zichtbaar aan de horizon.

We naderen de Deense kust in de loop van de nacht en komen terecht tussen een twintigtal vissersboten die alle richtingen uit draaien. Het blijken allemaal Nederlanders, op twee na allemaal van Urk, de grootste vissershaven van Nederland. Ze ploegen minutieus hun akkertje om net buiten de Deense territoriale wateren.

Achteraf in Thyborøn komen we op een wandeling door de haven langs een geparkeerde Nederlandse vrachtwagen. Een praatje met de chauffeur leert ons dat hij daar staat te wachten op een van die Urker vissers. Die komt zijn vangst lossen, die dan met de vrachtwagen naar de vismijn in Urk gevoerd wordt. Zo verliest de visser geen kostbare tijd en hoeft hij geen diesel te verstoken om 2 keer 200 mijl te varen.

Thyborøn zelf heeft weinig aantrekkelijks, maar ze blijken hier wel hun oude vissersboten op een bijzondere manier te recycleren: als dak voor gebouwtjes. Dit moet blijkbaar ooit een restaurant worden.

In de duinen komen we bij een bijzonder monument: een reeks stenen met menselijke figuurtjes ernaast. Ze herdenken de slachtoffers van de zeeslag bij Jutland in de eerste wereldoorlog, waarbij de Duitse vloot door de Britse blokkade probeerde te breken. Op anderhalve dag tijd gingen hier meer dan 20 schepen en 8645 manschappen verloren. Het wordt beschouwd als de grootste zeeslag uit de maritieme geschiedenis. Aan de loop van de oorlog heeft hij niets veranderd. Hij is gewoon een zoveelste onderdeel van de zinloze slachtpartij die de eerste wereldoorlog was.

Na Thyborøn wilden we eigenlijk nog langs Helgoland, maar als we dat doen, riskeren we achteraf de wind tegen te krijgen, en dus besluiten we gebruik te maken van de gunstige windrichting en direct op Nederland te mikken. Zo wordt niet alleen de heenreis, maar ook de terugreis zowat helemaal met ruime wind gezeild, en op langere tochten maakt dat een enorm verschil in comfort en vermoeidheid. Het is overigens de allereerste keer dat dat me overkomt, al te vaak hebben we zowel op de heen- als de terugreis de wind op kop. 

Naarmate we de Waddeneilanden naderen, gaat het ook harder waaien, en omdat we er aan zouden komen tegen de ebstroom, laten we het idee varen om Terschelling of Oudeschild aan te lopen. Het wordt Ijmuiden. Daar komen Silke en Guus nog even dag zeggen. Daarna maken we nog een tussenstop in Scheveningen, waar we bezoek krijgen van Jans oudste zoon Krijn, samen met Katelijne en Daphne.

De laatste etappe voor mijn Nederlandse bemanning voert ze terug naar hun jeugd: ze komen allebei van dorpjes vlakbij Vlissingen. We varen via het Oostgat, de smalle vaargeul die vlakbij het strand van Walcheren loopt. Jan en Jim spuien voortdurend anekdotes over de plekken waar we passeren: Zoutelande, Koudekerke, de strandcabines die ze bij stormvloed moesten beveiligen, er komt geen einde aan.

We sluiten deze tocht in Vlissingen af met een etentje samen met de respectieve partners op een bijzondere en zeer passende plek: de Belgische Loodsensociëteit op de boulevard. Je hebt er een schitterend zicht over de monding van de Westerschelde, en de schepen passeren er letterlijk op 100 meter van het raam. Een aanrader!

De epiloog Vlissingen-Nieuwpoort doen we gewoon weer met zijn tweetjes, een fijne afsluiter van een prachtige reis. Zoals altijd hoort daar ook een tussenstop in Oostende bij.

Een paar statistiekjes: we hebben in totaal 1867 mijl gevaren, op 41 vaardagen. De motor heeft 166 uur gedraaid, in de fjorden valt er nu eenmaal niet veel te zeilen.

One thought on “Met een bakstagwind weer naar huis

Your Message...Your name *...Your email *...Your website...

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *