Tananger, belangrijke haven voor de olie-industrie, maar verder niet meer dan een dorp, een goede 6000 inwoners op een kluitje. Voor de jachten is er een steiger met wat plaatselijke boten en als je geluk hebt, is er een plaatsje vrij voor bezoekers. Eerst slapen we een paar uur na onze zeer vroege/late aankomst, en dan verhuizen we van de havenmuur naar de steiger. Een vriendelijke en zeer praatgrage havenmeester geeft ons de nodige aanwijzingen.

Een wandeling voert ons langs een reeks huizen met een zicht op zee om jaloers op te worden.

En dan staat daar plots een zeeman, met zuidwester en verrekijker, uit te kijken over de zee.

Onze ligplaats moeten we gaan betalen in het hotel, zei de havenmeester. Dat doen we dan ook, en de man achter de balie staat ons te woord in goed Engels. Tot hij ons iets onder elkaar hoort zeggen, en vraagt of we ook Belgen zijn. Hij blijkt uit Brasschaat te komen, uit de straat waar ook Bart is opgegroeid! Na een koksopleiding op cruiseschepen gaan werken, een Noorse vrouw ontmoet en zo in Tananger terecht gekomen. Naast zijn job als food and beverage manager in het hotel, is hij ook nog chocolatier en heeft hij een foodtruck met Belgische wafels. Hij zal niet de laatste zijn van wie we horen dat hij door de liefde in Noorwegen terecht gekomen is

Tijd om de eerste eilanden van de Skjærgård te verkennen, het eilandengebied voor de Noorse kust.

We varen de Mastrafjord in, tussen Rennesøy en Klosterøy, en gaan moederziel alleen tegen de kade liggen in de Finnasandbukta, de fijnzandbaai.

Klosterøy, het kloostereiland, heette eigenlijk Utstein, maar in de 12de eeuw hebben monniken uit Groot-Brittannie en Denemarken op Utstein een klooster gesticht, vandaar. Voordien was er een koninklijke residentie, onder andere Harald Hårfagre, de eerste koning van heel Noorwegen, zou er gewoond hebben, tenminste volgens Snorri Turlusson, een Middeleeuwse geschiedschrijver/sagaschrijver. Snorri Turlusson, die naam had ik niet meer gehoord sinds de cursus geschiedenis van de wereldliteratuur in eerste kandidatuur, de naam alleen al deed het hele auditorium in lachen uitbarsten. Fijn die hier nog eens tegen te komen. Maar soit, het klooster heeft het overleefd en is te bezichtigen, al valt dat wat mij betreft wat tegen. Het kerkje is veruit het mooiste.

Neen, geef mij dan maar het eilandje Fjøløy, dat met een brug vasthangt aan Klosterøy.

De vuurtoren is, zoals zo vele vuurtorens, prachtig gelegen. De oude huizen van de vuurtorenwachters lijken nu verhuurde vakantiewoningen en daar wil ik gerust eens een tijd doorbrengen in de herfst, als het weer echt ontketend is. Niet te veel buiten komen, gewoon kijken naar de elementen.

Als we terugkomen van de wandeling, blijkt dat de schipper zijn huiswerk niet gemaakt heeft: de boot zit aan de grond, geen beweging in te krijgen. Hier is maar een halve meter getij, niets in vergelijking met de 4-5 meter die we gewoon zijn, en ik had er geen rekening mee gehouden. Als we na laag water weer drijven, verhalen we de boot naar het uiteinde van de kade, waar wel genoeg water staat.

In de loop van de nacht draait de weinige wind en gaat het water tegen het achterschip kabbelen, maar dan wel luid genoeg om iedereen uit zijn slaap te houden. En dus staan we om drie uur ’s nachts op om de boot met zijn boeg in de wind te leggen en de rust te herstellen. Het is gelukkig niet meer donker om drie uur.

Your Message...Your name *...Your email *...Your website...

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *