
Een weervenster, dat is waar je tijdens de dagen voor het vertrek naar zoekt, waar je op hoopt, als je de weersevolutie in de gaten begint te houden. Een periode met min of meer stabiel weer, met wind uit de goede richting, zodat je je reisdoel snel en zonder problemen kunt bereiken. Hoe verder dat doel af ligt, hoe kleiner de kans wordt dat je zo’n weervenster vindt. Je houdt er dus rekening mee dat je je vertrek mogelijk zal moeten uitstellen, of je reis onderweg onderbreken als de wind niet meewil, of zelfs je reisdoel aanpassen aan de realiteit van de omstandigheden.
Het was dan ook met de nodige scepsis en korrels zout dat ik in de dagen voor 30 mei de tekenen zag dat er een periode van zuidelijke en niet te harde wind aan zou komen over de hele Noordzee. ‘Het is nog ver vooruitkijken, het is nog onzeker, het kan nog allemaal veranderen’ Maar naarmate onze vertrekdag naderde, leek het weersysteem er stabieler uit te zien en leek de voorspelling steviger te worden.
En zo zijn we op donderdag 30 mei uitgevaren met een strakke zuidwester die ons met bekwame spoed van Nieuwpoort naar Zeebrugge heeft gebracht. Kort tochtje, iedereen een beetje inslingeren, nog een laatste bezoekje van Silke, iedereen vroeg in bed om uit te rusten van de voorbije hectische dagen.
Op vrijdag 31 mei verder noordwaarts, nog altijd met een zuidwester, wind pal achter, een bulletalie op het grootzeil en de genua uitgeboomd. Zo lopen we door tot Scheveningen, voor een volgende tussenstop. Silke komt vanuit Delft nog even buurten.
De laatste Gribfiles, Windy, Squid, ECMWF, alle bronnen zeggen ons hetzelfde: voor de komende vier dagen hebben we van hier tot in Noorwegen voortdurend wind uit WZW tot ZO, en weinig meer dan 20 knopen. Het weervenster staat wagenwijd open.

Zaterdagmorgen moeten we vroeg weg uit Scheveningen, want er komt een race aan, en dus maken we van de nood een deugd en om half acht zijn we op zee. De wind komt zuidwest, bijna pal achter, maar te zwak om serieus mee vooruit te komen. Dan maar motor op, we weten dat de wind later zal aantrekken. Dat gebeurt ook in de vooravond, tegen de tijd dat we het verkeersscheidingsstelsel bij de Wadden moeten oversteken. Vanaf dan zal de wind ons niet meer verlaten.
Als we over het verkeersscheidingsstelsel zijn, zetten we recht koers op Tananger in Noorwegen. De eenvoud en de regelmaat van het leven op zee installeert zich aan boord. De nachten delen we in in drie wachten van elk drie uur; tien tot één, één tot vier, vier tot zeven, zodat elk van ons in theorie drie uur wacht loopt en zes uur kan slapen. Overdag hanteren we geen strikt schema, iedereen doet een dut als hij/zij daar aan toe is. De nachten zijn trouwens zeer kort, ondanks de nieuwe maan wordt het nauwelijks donker, en in het noorden blijft er altijd wel wat licht in de lucht. Tegen vier uur is het al klaar genoeg om duidelijk te zien. Er is ook genoeg te zien, want in dit deel van de Noordzee staat het vol productieplatforms voor olie en gas, en ’s nachts zijn dat echte kerstbomen.

De tweede dag op zee verloopt zeer kalm; de wind blijft achterlijk en schommelt tussen 15 en 20 knopen, meer kunnen we niet wensen. Er komen een paar groepen dolfijnen langs, en zoals altijd worden we daar met zijn allen gelukkig van.


Waar we ook gelukkig van worden, zijn de kookkunsten van Bart. Hij kookt graag en goed, is zeer zeevast en slaagt er in om op een toch wel flink schommelende boot heerlijke warme maaltijden klaar te maken.


Het blijft ook goed opschieten, we leggen per etmaal een goede 150 zeemijl af, het soort voortgang waar je van droomt, maar niet op durft te rekenen.

Op dag drie wakkert de wind zoals voorspeld nog wat aan, en de boot loopt voortdurend tussen de 7 en 7,5 knopen, perfect onder controle van de automatische piloot. Als het zo doorgaat, komen we in de donkerste uren van de nacht in Tananger aan, en daarom besluiten we het grootzeil te strijken en alleen op genua voort te gaan, wat trager. Hoewel, veel vertragen zit er niet in, want de wind wakkert nog wat aan, met pieken van 33 knopen, en de golven bouwen voort op tot 2 à 3 meter. De boot blijft rond de 7 knopen lopen.

En zo varen we tegen vier uur langs de rotseilandjes die de aanloop naar Tananger bewaken. Om half vijf liggen we vast aan de havenmuur, precies 69 uur nadat we losgemaakt hebben in Scheveningen, 425 mijl verder naar het noorden, vanuit Nieuwpoort 514 mijl bakstagwind.

Daar past een glaasje malt whisky bij.
Eentje om in te lijsten, een overtocht als
deze!
Groeten van s/y Pat Panick